
05 aug Ondernemingsraad moet instemming verlenen bij besluit om minder thuis te werken
Na de coronaperiode wil een bedrijf dat het personeel minder thuis en meer op kantoor werkt. Daar is de ondernemingsraad het niet mee eens. Maar heeft de ondernemingsraad wel instemmingsrecht?
Een internationaal computerbedrijf heeft een vestiging in Nederland, met 93 medewerkers. Aan het begin van de coronacrisis besluit de Nederlandse werkgever dat het kantoor wordt gesloten en dat alle werknemers vanuit huis moesten gaan werken. Twee jaar later informeert de directie de ondernemingsraad (OR) dat het personeel voor één of twee dagen per week weer naar kantoor moet. Daarover was de OR positief. Later wordt het aantal kantoordagen verhoogd naar drie per week, maar dat ziet de OR niet zitten. Volgens de OR gaat dit niet door, tenzij zij ermee instemt. Dit geschil belandt bij de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die moet beoordelen of de OR instemmingsrecht heeft.
Arbeidsomstandigheden
Wie gelijk heeft kan worden afgeleid uit de Wet op de ondernemingsraden (WOR). Een thuiswerkregeling of regeling over hybride werken valt onder de arbeidsomstandigheden. Die zijn voor thuis werken wezenlijk anders dan werken op kantoor: thuiswerkers hebben geen last van woon-werkverkeer, thuis kan flexibeler worden gewerkt, de werkomgeving kan naar de eigen voorkeuren worden aangepast en er is een aantrekkelijkere werk-privé balans. Voor het wijzigen van het aantal thuiswerkdagen is dan instemming van de OR vereist, stelt de kantonrechter, zeker nu de besluiten grote gevolgen hebben voor het personeel.
Vervangende toestemming
De OR heeft in deze kwestie echter geen instemming gegeven. De directie wil dat de kantonrechter vervangende toestemming verleent zodat het besluit alsnog kan worden genomen. De kantonrechter geeft alleen vervangende toestemming als de weigering door de OR onredelijk is, of als de onderneming het besluit neemt op basis van zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen.
Standpunten
Volgens de werkgever moet het beleid van het hoofdkantoor worden gevolgd. Verder is de productiviteit van het personeel onder het thuiswerken lager, ontstaan er minder creatieve ideeën en lijden de sociale cohesie, collegiale kameraadschap en de loyaliteit eronder. Volgens de OR levert werken op kantoor voor werknemers extra kosten op (zoals parkeren), is de werk-privé balans slechter, neemt de flexibiliteit af die werknemers hebben bij het thuiswerken en is het onduidelijk hoeveel werkplekken op kantoor voldoen aan de arbo-eisen. Het overgrote deel van het personeel wil het thuiswerken zo houden, juist daarom willen ze bij dit bedrijf werken.
Geen zwaarwegende belangen
De kantonrechter oordeelt dat de argumenten van de werkgever – die overigens niet al te best zijn onderbouwd – niet redelijker zijn dan die van de OR. Dat de OR geen instemming verleent vindt de kantonrechter dan ook niet onredelijk en dat is reden voor de kantonrechter om geen vervangende toestemming te verlenen. De werkgever heeft ook niet gesteld dat er zwaarwegende bedrijfsbelangen spelen. Puur het feit dat het hoofdkantoor wilde dat het personeel meer op kantoor werkte, is niet doorslaggevend.