25 mrt Whoa blijkt minder geschikt voor kleinere bedrijven
De Wet homologatie onderhands akkoord (Whoa) geeft levensvatbare bedrijven in financiële moeilijkheden de mogelijkheid om hun schulden te herstructureren. Daarmee kan een faillissement worden voorkomen. Bij het midden- en kleinbedrijf is deze wet echter minder succesvol.
Dat stellen onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Leiden. Uit hun evaluatie blijkt dat de Whoa in grote lijnen doet wat de wet moet doen. Maar door onbekendheid van de Whoa en de kosten van een Whoa-traject worden kleinere bedrijven in financiële moeilijkheden minder goed bereikt. De Whoa is op 1 januari 2021 in werking getreden.
Onderhands akkoord
De Whoa biedt bedrijven in moeilijkheden de mogelijkheid hun schulden te ‘herstructureren’ door aan schuldeisers (en eventuele aandeelhouders) een akkoord aan te bieden. Hierin kan staan dat de schuldeisers hun vorderingen gedeeltelijk kwijtschelden of dat hun vorderingen worden omgezet in aandelen in het bedrijf. Als schuldeisers dit ‘onderhands akkoord’ accepteren, dan kan het bedrijf de rechter vragen om dat aanbod goed te keuren (‘homologeren’). Ook schuldeisers die niet hebben ingestemd met het akkoord, worden er dan toch aan gebonden.
Stok achter de deur
Uit het onderzoek blijkt dat de Whoa in het algemeen werkt zoals de wetgever had bedoeld: het reorganiserend vermogen van levensvatbare ondernemingen wordt erdoor versterkt. Ook lijkt de wet bij te dragen aan de totstandkoming van akkoorden buiten de rechter om (‘minnelijk traject’). De Whoa is dan een ‘de stok achter de deur’ waardoor schuldeisers eerder meewerken aan een akkoord. Daarbij kan ook het tegengestelde effect optreden, stellen de onderzoekers: schuldeisers kunnen zich ook star opstellen en aansturen op een akkoord volgens de Whoa-procedure via de rechter.
Midden- en kleinbedrijf
De wetgever ging ervan uit dat de Whoa ook geschikt zou zijn voor het midden- en kleinbedrijf (mkb). Dat blijkt in de praktijk niet helemaal het geval. Vooral kleinere ondernemers (en ook hun schuldeisers) kennen de wet niet (goed). Ook spelen voor hen de kosten een rol, zoals de griffierechten en de kosten voor het inwinnen van juridisch en financieel advies, wat nodig is om dit traject voor te bereiden en uit te voeren. Zeker nu de duur van een Whoa-traject niet goed kan worden ingeschat, kunnen die kosten oplopen. De onderzoekers stellen voor de griffierechten te verlagen en de informatievoorziening te verbeteren.