Ondernemingsraad moet instemmen met afschaffen thuiswerkbeleid

Ondernemingsraad moet instemmen met afschaffen thuiswerkbeleid

Als een bedrijf thuiswerken invoert of weer afschaft, moet de ondernemingsraad dan de kans krijgen daarover instemming te verlenen? In deze zaak oordeelde de kantonrechter duidelijk: zonder instemming moet de afschaffing van het thuiswerkbeleid worden vernietigd.

Een Nederlands bedrijf maakt deel uit van een wereldwijd concern dat zware machines ontwerpt en produceert. Sinds 2016 is thuiswerken onderdeel van het personeelsbeleid van de Nederlandse dochter. De ondernemingsraad (OR) verleent instemming voor invoering van het flexibel werken, met de werknemers wordt een thuiswerkovereenkomst gesloten. Maar daar stapt het bedrijf enkele jaren later weer vanaf. Eerst moeten de werknemers minstens drie dagen op kantoor werken, daarna alle dagen. Dit heet het Return-to-Office-beleid (RtO). De OR verzet zich hiertegen – eerst intern, en als dit niks oplevert bij de rechtbank Oost-Brabant (kort geding).

Instemming

Volgens de OR is het RtO-besluit ‘instemmingsplichtig’ op grond van de Wet op de ondernemingsraden. Daarin staat dat een ondernemer instemming van de OR behoeft voor elk voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden. Thuiswerken is zo’n arbeidsomstandigheid: dat heeft direct invloed op de werkdruk en werk-privébalans en daarmee op de psychosociale arbeidsbelasting – zo staat het ook verwoord in de Arbeidsomstandighedenwet.

Arbeidsomstandigheden

De OR wil dus het RtO-beleid van tafel, en heeft dat ook op tijd aangekaart: binnen een maand nadat het bedrijf dit besluit heeft meegedeeld. Maar had het bedrijf voor dit besluit wel instemming moeten vragen aan de OR? Het doel en de strekking van het RtO-besluit is het afschaffen van het bestaande thuiswerkbeleid. De arbeidsomstandigheden zijn wezenlijk anders als iemand de vrijheid heeft om een dag of meerdere dagen per week thuis te werken dan wanneer iemand de volledige werkweek op kantoor moet werken. Thuiswerken heeft direct invloed op de werkdruk: er is minder reistijd en mensen kunnen werkuren flexibel indelen. Thuiswerken beïnvloedt ook de balans tussen werk en privé, en daarmee ook het welzijn van werknemers. Dat maakt het RtO-besluit instemmingsplichtig. Dat het afschaffen van het thuiswerkbeleid geen doel op zich is en dat het bedrijf vooral ‘achterliggende doelen’ wil bereiken (samenwerking, innovatie en begeleiding van nieuwe werknemers) maakt dat niet anders.

Bovenwettelijk instemmingsrecht

Zelfs al had de OR geen wettelijk instemmingsrecht, dan zou de OR een bovenwettelijk instemmingsrecht hebben gehad. Het bedrijf heeft immers instemming gevraagd aan de OR voor de implementatie van het flexibel werken. Het thuiswerkbeleid was daarvan een wezenlijk en belangrijk (misschien wel het belangrijkste) onderdeel. In het kader van deze instemmingsaanvraag heeft het bedrijf ook de thuiswerkovereenkomst aan de OR toegezonden. Daarmee heeft de OR een bovenwettelijk instemmingsrecht verkregen, oordeelt de kantonrechter, dat de OR ook kan inroepen als het wettelijke instemmingsrecht onvoldoende soelaas zou bieden.

Dwangsom

Conclusie: de OR heeft instemmingsrecht. Nu het bedrijf de OR geen instemming heeft gevraagd, verbiedt de kantonrechter het bedrijf het RtO-besluit uit te voeren, zolang de OR hier niet mee heeft ingestemd of zolang de kantonrechter geen toestemming heeft gegeven. Het bedrijf moet alle voorbereidende en uitvoeringshandelingen voor het RtO-beleid ongedaan maken, staken en gestaakt houden en alle medewerkers daarover schriftelijk informeren, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis. Voor elke dag dat het bedrijf dit vonnis niet naleeft, moet het aan de OR een dwangsom betalen van € 5.000, tot een maximum van € 500.000 is bereikt.