11 mrt Verplichting tot betaling van erfpachtcanon is geen boedelschuld
Als een erfpachter failliet gaat, betaalt het geen canon meer. De erfverpachter denkt daar wel recht op te hebben en procedeert tot aan de Hoge Raad. Tevergeefs: de erfpachtcanon is geen boedelschuld.
Een havenbedrijf geeft aan een vastgoedbedrijf een bedrijfsterrein in erfpacht uit. Dit vastgoedbedrijf is in staat van faillissement verklaard, maar ook daarna is de erfpachtrelatie in stand gebleven. Het havenbedrijf wil nu dat het vastgoedbedrijf de tijdens het faillissement verschuldigd geworden erfpachtcanon – zo heet de vergoeding voor het gebruik van de grond – alsnog betaalt. Volgens het havenbedrijf is deze betalingsverplichting een boedelschuld. Zowel de rechtbank Noord-Nederland als het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wijst deze vordering af. Vervolgens tekent het havenbedrijf cassatieberoep aan.
Boedelschulden
Boedelvorderingen zijn schulden die ontstaan tijdens het faillissement. Hieronder vallen het salaris van de curator, maar ook de huur vanaf de dag van het faillissement van een huurder. Dit is wettelijk geregeld. Het is begrijpelijk dat het havenbedrijf graag zou zien dat de erfpachtcanon ook een boedelschuld is: deze vordering valt dan buiten het faillissement en moet direct uit de boedel worden voldaan. Schuldeisers met een boedelvordering hebben dus een betere positie in het faillissement dan concurrente schuldeisers.
Hetzelfde als huur
Het havenbedrijf stelt dat de openstaande erfpachtcanon moet worden beschouwd als een boedelschuld, net als de huurprijs een boedelschuld wordt vanaf de dag dat een huurder failliet wordt verklaard. De wetgever beschouwt huur als boedelschuld, aldus het havenbedrijf, omdat dit ziet op betaling voor het gebruik van een goed dat de curator kennelijk nodig vindt voor de afwikkeling van het faillissement. Dit moet dan ook gelden voor de erfpachtcanon, zo redeneert het havenbedrijf.
Kwalitatieve verbintenis
Daar gaat de Hoge Raad niet in mee. De verplichting tot betaling van de erfpachtcanon is geen goederenrechtelijke verplichting, zoals het havenbedrijf opperde, maar een zogenoemde kwalitatieve verbintenis die rust op de erfpachter. Voor de erfpachtcanon bestaat geen regeling die vergelijkbaar is met ‘huur’: in de Faillissementswet staat dat vanaf de dag van de faillietverklaring van de huurder de huurprijs een boedelschuld is. De wetgever heeft er bewust voor gekozen bij dit artikel over huur (en ook pacht) niet de erfpacht te noemen. De verplichting tot betaling van de erfpachtcanon – voor zover deze verschuldigd is geworden tijdens het faillissement van de erfpachter – is dan ook geen boedelschuld. Erfverpachters zoals het havenbedrijf, die recht hebben op de erfpachtcanon, worden dus in beginsel niet door de curator uit de boedel betaald. Zij zijn in feite concurrente schuldeisers.