Tegen Whoa-vonnis staat geen hoger beroep open

Tegen Whoa-vonnis staat geen hoger beroep open

Neemt de rechter een beslissing op grond van de Wet homologatie onderhands akkoord, dan staat daartegen geen hoger beroep open. Dat geldt ook als de rechter een verzoek tot homologatie van het akkoord afwijst.

Een vennootschap heeft flink wat schulden opgebouwd en doorloopt een Whoa-traject (Wet homologatie onderhands akkoord). De herstructureringsdeskundige biedt akkoorden aan schuldeisers aan en verzoekt de rechtbank deze akkoorden te homologeren. Op die manier kan de rechtbank de schuldeisers die dit akkoord niet willen, alsnog dwingen hiermee in te stemmen. Maar de rechtbank wijst het verzoek tot homologatie af. Tegen die beslissing gaat de bestuurder van de vennootschap in hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.

Rechtsmiddelenverbod

In de Faillissementswet staat dat tegen dit soort beslissingen geen rechtsmiddel openstaat – hoger beroep is dus niet mogelijk. De bestuurder meent dat het rechtsmiddelenverbod niet geldt voor de situatie waarin de rechtbank homologatie afwijst. En anders zijn er goede redenen om dit verbod te doorbreken.

Verkeerde toets

Volgens de bestuurder heeft de rechtbank het verzoek tot homologatie van de akkoorden ten onrechte afgewezen. De rechtbank heeft getoetst, zo stelt de bestuurder, of de geherstructureerde onderneming levensvatbaar is en gedurende de looptijd aan haar rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen. Met die verkeerde toets is de rechtbank buiten het wettelijke toepassingsbereik getreden en dan kan het rechtsmiddelenverbod worden doorbroken.

Dreigende insolventie

Het gerechtshof stelt voorop dat bij de invoering van de Whoa de wetgever uitdrukkelijk heeft bepaald dat tegen beslissingen van de rechtbank in het kader van deze wet geen hoger beroep openstaat. Een Whoa-akkoord komt doorgaans tot stand in de klemmende situatie van een dreigende insolventie. Ter afwending van een faillissement moet een akkoord na homologatie snel kunnen worden uitgevoerd. Dan is er geen ruimte voor een hoger beroep.

Weloverwogen keuze

Ook bij de (recente) implementatie van de Herstructureringsrichtlijn in de Nederlandse wetgeving heeft de wetgever ervoor gekozen geen hoger beroep open te stellen tegen Whoa-beslissingen, hoewel de wetgever daarvoor wel had kunnen kiezen – er was immers beleidsruimte. Geen hoger beroep is dus een weloverwogen keuze geweest. En dat geldt ook specifiek voor een vonnis waarin een verzoek tot homologatie van akkoorden wordt afgewezen.

Cassatie in het belang der wet

Echt met lege handen staat de schuldenaar niet. De rechtbank kan prejudiciële vragen over de juiste toepassing van de Whoa aan de Hoge Raad stellen en ook cassatieberoep in het belang der wet is voor Whoa-zaken mogelijk. Maar daar heeft hij op korte termijn niet veel aan.

Levensvatbaar bedrijf

Kan het rechtsmiddelenverbod in dit specifieke geval worden doorbroken, dus kan voor deze bestuurder een uitzondering worden gemaakt? Dat is denkbaar als de rechter buiten het toepassingsgebied van een bepaling is getreden of een zo fundamenteel rechtsbeginsel heeft geschonden dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Maar dat alles is hier niet aan de orde, oordeelt het gerechtshof. Een rechter hoeft slechts te onderzoeken of een onderneming aan de directe (en niet alle toekomstige) verplichtingen van het Whoa-akkoord zal kunnen voldoen. Als evident onaannemelijk is dat sprake is van een – na uitvoering van het akkoord – levensvatbare onderneming, dan kan de rechtbank een verzoek tot homologatie van een akkoord afwijzen. Dit sluit aan bij de Herstructureringsrichtlijn. Op grond van die Europese richtlijn moet de rechter een homologatieverzoek kunnen weigeren als het plan geen redelijk vooruitzicht biedt op een levensvatbaar bedrijf. Deze bestuurder kon dat niet waarborgen. Daarom werd het homologatieverzoek afgewezen, waartegen de bestuurder niets meer kan doen.