
19 aug Splitsen van vordering tijdens faillissementsaanvraag: misbruik van recht
Een verzoek tot faillietverklaring slaagt pas als de schuldenaar in een toestand verkeert waarin hij meerdere schuldeisers onbetaald laat. Maar deze ‘pluraliteit van schuldeisers’ kan niet met een juridisch trucje worden gecreëerd.
Dat bleek in een zaak waarin een oud-werknemer stelde dat hij nog ruim € 10.000 tegoed heeft van een BV waar hij had gewerkt. In een eerdere zaak had een rechtbank deze werkgever veroordeeld dit te betalen wegens onregelmatige opzegging van het dienstverband. Verder stelt deze oud-werknemer dat die BV een schuld aan een ander bedrijf onbetaald laat – daartoe was de BV ook al veroordeeld. De oud-werknemer wil dat de BV failliet wordt verklaard en dient daartoe een verzoek in bij de rechtbank Midden-Nederland. Het bedrijf dat nog geld krijgt van de BV heeft deze vordering gesplitst en een deel (€ 9.000) gecedeerd aan de oud-werknemer. Voorafgaand aan de behandeling van het faillissementsrekest is de BV ingelicht over deze cessie. De oud-werknemer heeft dus een deel van de vordering van het bedrijf op de BV overgenomen.
Alsnog failliet?
De BV voldoet de loonvordering van de oud-werknemer vlak voor de zitting, zodat dit niet meer hoeft te worden behandeld. Daarnaast heeft de BV een deel van de (steun)vordering van het andere bedrijf voldaan. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden luidt: kan het faillissement van de BV alsnog worden uitgesproken nu de oud-werknemer een vordering op de BV heeft verkregen na cessie van (een gedeelte van) de vordering van het andere bedrijf?
Pluraliteit
Het splitsen van de vordering van het bedrijf, gevolgd door cessie van het afgesplitste deel van de vordering (€ 9.000) aan de oud-werknemer heeft tot gevolg dat de BV meerdere schuldeisers onbetaald laat. De BV moet immers betalen aan de oud-werknemer en aan het bedrijf. Er is dan sprake van pluraliteit van schuldeisers, een van de wettelijke vereisten voor faillietverklaring.
Geen zakelijke grondslag
Toch spreekt de rechtbank het faillissement van de BV niet uit. Ter zitting verklaarde de oud-werknemer dat de splitsing en cessie van de vordering van het bedrijf plaatsvonden om de betaling af te dwingen. Maar de vordering waarvoor de oud-werknemer het faillissement van de BV aanvroeg, was door de BV al volledig voldaan. De vordering van het bedrijf is wél (deels) onbetaald gebleven, maar voor die vordering is het faillissementsverzoek niet ingediend. Ook heeft de oud-werknemer niet aannemelijk gemaakt dat er een zakelijke of andere grondslag voor de cessie bestond. Daar komt bij dat de cessie op of rondom de dag van de behandeling van de faillissementsaanvraag plaatsvond – dat is ‘verdacht’. Bovendien is de vereiste mededeling van de cessie pas in de minuten voorafgaand aan de mondelinge behandeling op de gang van de rechtbank aan de BV gedaan – rijkelijk laat.
Juridisch trucje
Uit dit alles leidt de rechtbank af dat de cessie alleen heeft plaatsgevonden om de voor faillissement noodzakelijke pluraliteit van schuldeisers te creëren – het was dus een juridisch trucje. Dan kan de oud-werknemer niet het faillissement van de BV aanvragen, omdat hij die bevoegdheid misbruikt. De rechtbank wijst het verzoek tot faillietverklaring af.