Omzetting vof in BV maakt geen einde aan aansprakelijkheid van vennoten

Watsonlaw_aansprakelijkheid_vennoten

Omzetting vof in BV maakt geen einde aan aansprakelijkheid van vennoten

Wie is aansprakelijk voor de schulden van een vennootschap onder firma, als de vennoten hun onderneming onderbrengen in een BV? Daarover liepen de meningen in deze zaak uiteen. Uiteindelijk kreeg de schuldeiser gelijk.

Een man richt met zijn broer een vennootschap onder firma op, beiden zijn de vennoten. De vof sluit een financiering af bij een bank van € 67.500. Vijf jaar later ondertekenen de vennoten een ‘overeenkomst geruisloze omzetting’. Daarmee wordt de vof ingebracht in en voortgezet door een BV. De vof, de BV en de bank tekenen ook een ‘omzettingsverklaring’. Twee jaar later wordt de vof ontbonden en weer drie jaar later gaat de BV failliet. Dan zegt de bank kredietverlening aan de vof ook stop. De schuld aan de bank is dan opgelopen tot bijna € 90.000.

Betalingsregeling

De vennoten vinden echter dat zij niet hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de zakelijke vordering: daarvoor moet de bank bij de BV zijn. Desondanks komen zij een betalingsregeling overeen. Beide vennoten betalen elk € 250 per maand aan de bank. Als het bedrijfspand wordt verkocht, wordt de schuld aan de bank verder afgelost. Er resteert dan nog een schuld van € 44.296. Om dat te innen, stapt de bank naar de rechtbank Noord-Holland. De kredietrelatie met de vof is immers beëindigd, de vof moet de lening terugbetalen en daarvoor zijn de vennoten hoofdelijk aansprakelijk. Het tweetal wil juist geld zien van de bank: na de omzettingsverklaring is niet de vof, maar de (inmiddels failliete) BV de schuldenaar van de bank, dus wat zij al hebben afgelost moet worden terugbetaald.

Omzettingsverklaring

De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de vennoten aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van de financiering aan de vof. Nee, zeggen zijzelf: in de omzettingsverklaring is geregeld dat de onderneming van de vof is ingebracht in de BV, en die verklaring is door de bank ondertekend. Daarom rust er geen betalingsverplichting meer op de vof, maar op de BV. De bank had haar vordering moeten indienen in het faillissement van de BV.

Aansprakelijk

Die redenering klopt niet, zegt de rechtbank. Dat de onderneming van de vof is ingebracht in de BV maakt geen einde aan de aansprakelijkheid van de vof. De schulden van de vof blijven rusten op de vof en gaan door de inbreng niet automatisch over op de BV. Eigenlijk stond dat ook zo in de omzettingsverklaring: indien de bank een (nieuw) krediet verstrekt aan de BV moet daarmee de financiering van de vof worden afgelost. Maar er is geen krediet aan de BV verstrekt, waardoor de vof en dus de vennoten aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van de financiering.