25 okt Hoge drempel om bestuurder persoonlijk aansprakelijk te stellen
Een schuldeiser wordt opgezadeld met een waardeloos pandrecht en voelt zich misleid. Is de schuldenaar daarvoor aansprakelijk? Dan moet hem een persoonlijk ernstig verwijt kunnen worden gemaakt, en dat lukte in deze zaak niet.
Een man is bestuurder en aandeelhouder van een BV. Hij sluit als privépersoon een lening af van € 150.000. Tot zekerheid van de terugbetaling verstrekt de bestuurder een pandrecht op de voorraden en inventaris van zijn bedrijf. Later blijkt dat de bank al een pandrecht had. Vervolgens wordt de BV op verzoek van de bestuurder failliet verklaard.
Bewust misleid
De schuldeiser spant een juridische procedure aan. Hij vindt dat de bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld door hem (de schuldeiser) een eerste pandrecht op de voorraden toe te zeggen, terwijl hij wist dat dit niet mogelijk was. De bestuurder heeft de schuldeiser bewust misleid, die daardoor schade heeft geleden. Maar bij de rechtbank verliest de schuldeiser zijn zaak, hij stapt naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Eerste pandrecht
De schuldeiser blijft erbij: de bestuurder kon de toezegging van het eerste pandrecht niet waarmaken omdat de voorraden al waren verpand aan de bank – en dat wist de bestuurder natuurlijk. Dat was onrechtmatig. De bestuurder bestrijdt dat: hij heeft helemaal geen eerste pandrecht toegezegd. De schuldeiser heeft juist om een aanvullende hypotheek op de woning van de bestuurder privé gevraagd. Pas na lang overleg ging hij akkoord met een pandrecht. En de schuldeiser wist – uit correspondentie met de bank – dat de bank al een eerste pandrecht had.
Persoonlijke aansprakelijkheid
Het gerechtshof stelt dat het de schuldeiser is die zijn stelling moet bewijzen. Deze heeft vorderingen ingesteld tegen de bestuurder privé. De kwestie van het pandrecht betreft handelingen van de bestuurder zakelijk. De vraag is of de bestuurder persoonlijk aansprakelijk is voor handelingen die hij als bestuurder van zijn BV heeft verricht. De hoofdregel zegt: indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is in principe alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de schade. Soms kan de bestuurder aansprakelijk zijn. Dat kan alleen als de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dat geldt bijvoorbeeld als de bestuurder, toen hij namens de vennootschap een overeenkomst sloot, wist of behoorde te weten dat hij deze niet kon nakomen, én wist dat de ander daardoor schade zou lijden. Dit heet het ‘Beklamelcriterium’.
Onvoldoende bewezen
Het hof is streng: zelfs al had de bestuurder namens het bedrijf de schuldeiser een tweede pandrecht toegezegd, dan nog wordt de vordering van de schuldeiser afgewezen. De schuldeiser heeft onvoldoende bewezen dat de bestuurder wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser schade zou lijden, nu hij zijn verplichting niet kon nakomen. Alleen het feit dat hij een tweede pandrecht kreeg, wil nog niet zeggen dat de schuldeiser daardoor schade lijdt. Van schade is pas sprake indien het bedrijf op geen enkele manier verhaal biedt. De schuldeiser had moeten aantonen dat de lening niet werd terugbetaald, maar heeft dat niet gedaan. Het is denkbaar dat de lening op een andere manier toch werd terugbetaald, zodat hij geen schade zou lijden. De schuldeiser beweerde slechts dat het bedrijf in grote financiële problemen zat, zonder dat goed te onderbouwen.
Stelplicht
Kortom, de schuldeiser voldeed niet aan zijn stelplicht. Dan kan er niet vanuit worden uitgegaan dat zijn schade, ontstaan door het niet verkrijgen van een eerste pandrecht, voorzienbaar was. De bestuurder is, zo oordeelt het gerechtshof, niet persoonlijk aansprakelijk voor deze schade.