Diefstal van goederen van failliet bedrijf leidt tot extra procedures

Diefstal van goederen van failliet bedrijf leidt tot extra procedures

Een faillissement kan soms een bijzondere wending krijgen. In deze zaak werd een curator geconfronteerd met de diefstal van goederen van het failliete bedrijf. De dief, tevens schuldeiser, wilde zo nog wat terughalen van een vordering op de failliet. Hoewel hij werd vrijgesproken, schoten de kantonrechter en het gerechtshof de failliet toch te hulp.

In 2019 wordt een transportbedrijf failliet verklaard. Op dat moment had een bandenbedrijf nog een vordering van bijna acht mille. Een vertegenwoordiger van het bandenbedrijf stuurt een appje naar een bestuurder van het transportbedrijf: ‘Is er nog een mogelijkheid om goede banden van auto’s af te halen en andere terug te monteren? Om nog iets aan de openstaande posten te kunnen voldoen?’ De bestuurder laat weten daaraan niet te willen meewerken. De volgende nacht worden van diverse voertuigen op het bedrijfsterrein van het transportbedrijf banden en velgen verwijderd. Het hek van het bedrijfsterrein is geforceerd en voertuigen staan op blokken. Het transportbedrijf doet aangifte van diefstal van 22 velgen met banden van vrachtwagens, en eist van het bandenbedrijf vergoeding van de schade (€ 16.333), omdat het zeker weet dat het bandenbedrijf dit op zijn geweten heeft.

Vrijspraak

Als het bandenbedrijf niet betaalt, stapt het transportbedrijf naar de kantonrechter van de rechtbank Limburg. Die veroordeelt het bandenbedrijf tot betaling van een schadevergoeding van € 8.601. Daartegen gaat het bandenbedrijf in hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het denkt een goede zaak te hebben: voor de vermeende diefstal is het bandenbedrijf bij de strafrechter vrijgesproken, en kan dus ook niet aansprakelijk zijn voor de schade die het transportbedrijf heeft geleden.

Bewijsmiddelen

Toch wil dat niet alles zeggen, aldus het gerechtshof. Een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan en dat op tegenspraak is gewezen, waarbij de Nederlandse strafrechter bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan (veroordeling), levert dwingend bewijs op van dat feit: ook de civiele rechter moet hier dan vanuit gaan. Maar oordeelt de strafrechter dat een bepaald feit niet bewezen wordt verklaard en de verdachte dus wordt vrijgesproken, dan bindt dat de civiele rechter echter niet. De civiele rechter kan de bewijsmiddelen anders waarderen. In deze zaak blijkt uit het mondelinge vonnis van de strafrechter niet welke bewijsmiddelen deze had. Zo is onduidelijk of de strafrechter de beschikking heeft gehad over de afgelegde getuigenverklaringen in deze civiele procedure. Dat de bandenspecialist is vrijgesproken betekent voor de civiele procedure dus niet automatisch dat deze niet onrechtmatig heeft gehandeld.

Voldoende aannemelijk

Het hof beziet alle bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang en constateert dat het voldoende aannemelijk is dat de bandenspecialist de 22 velgen en banden heeft gestolen. Dat is het verschil met een strafrechtelijke procedure: voor de strafrechter geldt ‘wettig en overtuigend bewijs’, voor de civiele rechter volstaat als het ‘aannemelijk’ is dat iets is gebeurd. Het gerechtshof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter: de bandenspecialist moet € 8.601 aan het transportbedrijf betalen. Dat bedrag wordt weer toegevoegd aan de faillissementsboedel.