WHOA niet van toepassing op achterstallige pensioenpremies van bedrijfstakpensioenfondsen

Watsonlaw_pensioenpremie

WHOA niet van toepassing op achterstallige pensioenpremies van bedrijfstakpensioenfondsen

Een exploitant van een hotelbedrijf is in grote betalingsproblemen gekomen. Hij wil, gebruikmakend van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA), een regeling treffen met de schuldeisers. Maar er ontstaat onduidelijkheid over achterstallige pensioenpremies.

De WHOA voorziet in de mogelijkheid om een onderhands akkoord tussen een onderneming en de schuldeisers te treffen, en deze door de rechtbank te laten goedkeuren (‘homologeren’). Als de rechtbank het akkoord goedkeurt, zijn ook schuldeisers daaraan geboden die tegen het voorstel hebben gestemd (omdat zij bijvoorbeeld vonden dat een te klein deel van hun vordering wordt vergoed).

Pensioenpremies

Een van de schuldeisers van het hotelbedrijf is de Stichting Pensioenfonds Horeca & Catering, waarbij de medewerkers van het hotelbedrijf zijn aangesloten. Hun pensioenpremies zijn al enige tijd niet meer afgedragen aan het pensioenfonds. Alle schuldeisers stemmen in met het akkoord dat het hotelbedrijf voorstelt en accepteren daarmee dat ze fors minder geld krijgen van de hotelexploitant. Het Pensioenfonds neemt echter geen genoegen met de 8,85 procent van de vordering die het heeft op het hotelbedrijf (dat percentage staat in het akkoord) en stemt tegen. De reden: op grond van de Faillissementswet (art. 369 lid 4) is de WHOA niet van toepassing op rechten van werknemers in dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten. Ofwel: de pensioenpremies moeten helemaal worden afgedragen, daarover kan geen akkoord worden gesloten.

Prejudiciële vraag

Dit geschil belandt bij de rechtbank Amsterdam, die daarover een prejudiciële vraag stelt aan de Hoge Raad. In dat geval kan de advocaat-generaal bij de Hoge Raad eerst een onafhankelijk advies (een ‘conclusie’) uitbrengen. Dat advies kwam op 6 december 2021 uit.

Slechter af

De advocaat-generaal volgt de zienswijze van het pensioenfonds: de WHOA strekt zich niet uit tot pensioenpremies, dit is immers in de Faillissementswet uitgesloten. Daar komt bij dat het pensioenfonds onder een dwangakkoord met de hotelexploitant slechter af is dan bij een faillissement, en dat is in strijd met het uitgangspunt van de WHOA. Zou het hotelbedrijf failliet gaan, dan zouden achterstallige premies immers door het UWV worden overgenomen (althans: alleen in het jaar voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst). In het dwangakkoord zou het pensioenfonds niet meer krijgen van 8,85 procent van de onbetaalde pensioenpremies.

Buiten de WHOA

De advocaat-generaal stelt, op grond van de Faillissementswet, dat achterstallige pensioenpremies ‘rechten zijn van werknemers die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten’. Het onbetaald laten van pensioenpremies kan de rechten van werknemers schaden. Daarom moeten achterstallige bedrijfstakpensioenpremies buiten de regeling van de WHOA worden gehouden. Kortom: de WHOA is niet van toepassing op achterstallige pensioenpremies van bedrijfstakpensioenfondsen. Deze conclusie van de advocaat-generaal – vaak worden deze door de Hoge Raad overgenomen – is ook van groot belang voor andere werknemers in Nederland. Bedrijfstakpensioenfondsen hebben immers meer dan vijf miljoen actieve deelnemers. Ook voor hen bestaat nu duidelijkheid over hun pensioenpremies, in het geval hun werkgever een WHOA-traject moet volgen.

Lees hier de conclusie van de advocaat-generaal.