Verlenging afkoelingsperiode wordt niet altijd verleend

Verlenging afkoelingsperiode wordt niet altijd verleend

Een bedrijf dat werkt aan een schuldeisersakkoord heeft behoefte aan enige rust. De rechtbank kan dan een ‘afkoelingsperiode’ instellen. Is die termijn te kort, dan kan het bedrijf om een verlenging verzoeken. Maar dat wordt niet altijd verleend, ontdekte deze vennootschap.

Een bedrijf (BV) dat een Whoa-traject is ingegaan (Wet homologatie onderhands akkoord) vraagt bij de rechtbank om een zogenoemde afkoelingsperiode. Het bedrijf wil deze periode gebruiken om enige rust te creëren. Een afkoelingsperiode wordt verleend als het noodzakelijk is dat de onderneming, tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een schuldeisersakkoord, kan worden voortgezet, of als de onderneming door middel van een akkoord gecontroleerd kan worden afgewikkeld. Wel moeten de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn bij een afkoelingsperiode. Volgens de rechtbank is hiervan bij deze BV sprake en ze kondigt daarom een afkoelingsperiode af voor vier maanden. Dat is wettelijk gezien de maximale periode, hoewel de rechtbankdeze nog eens kan verlengen.

Verlenging

Als de eerste afkoelingsperiode bijna is verlopen, verzoekt het bedrijf om een verlenging van drie maanden. Sinds de eerste periode is belangrijke vooruitgang geboekt in de totstandkoming van het akkoord, stelt het bedrijf. Achter de schermen is veel werk verzet om de administratie op orde te krijgen. Zo is de accountant bezig de voorraadposities en de debiteuren in kaart te brengen. Dit is een vereiste om de jaarrekening 2022 te kunnen opstellen, wat weer essentieel is voor de bepaling van de reorganisatiewaarde van de onderneming. En dát is weer nodig om het akkoord aan de schuldeisers aan te bieden. Omdat het opstellen van de jaarrekening om meerdere redenen vertraging heeft opgelopen, verzoekt het bedrijf om een verlenging van de afkoelingsperiode. Zo kan het nog beter een faillissement afwenden: de omzet is immers op peil, er wordt ingelopen op de schuldenlast, de exploitatie is winstgevend.

Observator

Een van de schuldeisers maakt echter bezwaar tegen de verzochte verlenging van de afkoelingsperiode. Deze stelt dat het niet echt opschiet met het schuldeisersakkoord. Deze schuldeiser heeft sinds de afkondiging van de (eerste) afkoelingsperiode niets meer van het bedrijf vernomen. Er wordt feitelijk niet meer over een akkoord onderhandeld en dus is er geen ruimte voor een verlenging van de afkoelingsperiode, wordt gesteld. Vindt de rechtbank dat wél nodig, dan verzoekt deze schuldeiser om een observator aan te stellen. Die moet dan toezicht houden op de totstandkoming van het schuldeisersakkoord en daarbij letten op de belangen van de gezamenlijke schuldeisers.

Geen verlenging

Maar ook de rechtbank is er niet van overtuigd dat het bedrijf belangrijke vooruitgang heeft geboekt in de totstandkoming van het akkoord. Er is vooral gewerkt aan de administratie – maar die had al op orde moeten zijn. Van het bedrijf mocht worden verwacht dat zij de afkoelingsperiode zou hebben benut om de jaarrekening op te stellen en de reorganisatiewaarde te bepalen. Was dat tijdig gedaan, dan had in ieder geval een (ruwe) schets van het aan te bieden akkoord klaar kunnen zijn. Ook had het bedrijf inzichtelijk kunnen maken hoe zij het akkoord zou financieren. Dat alles is niet gebeurd. Nu zelfs de contouren van een akkoord nog niet zichtbaar zijn, kan de rechtbank geen verlenging van de afkoelingsperiode verlenen.

Belang van de schuldeisers

Een verlenging van de afkoelingsperiode is ook niet in het belang van de schuldeisers. Het bedrijf kan wel stellen dat het een levensvatbaar akkoord kan aanbieden, maar dat is niet onderbouwd. Er is onvoldoende zicht dat het bedrijf binnen drie maanden in staat zal zijn wel een akkoord aan haar schuldeisers aan te bieden. De rechtbank wijst de verzochte verlenging van de afkoelingsperiode dan ook af.