12 okt Rechter stelt hoge eisen aan onderhands akkoord met schuldeisers
Ondernemingen die in financiële moeilijkheden zijn gekomen en hun schuldeisers niet helemaal kunnen betalen, kunnen hun een akkoord aanbieden. Daarin staat hoeveel de schuldeisers alsnog kunnen krijgen. De rechtbank moet dat akkoord wel goedkeuren en hanteert daarbij strenge eisen.
Dat merkte een ondernemer die – naar eigen zeggen door de coronacrisis – in de problemen was geraakt. Ze deed, in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) een aanbod aan haar schuldeisers. Concurrente crediteuren – meestal MKB’ers – kregen alsnog 17,5 procent van hun vordering betaald, de Belastingdienst zou 35 procent krijgen. Een deel van de schuldeisers stemde niet in met deze verdeling. Maar als de rechtbank het akkoord ‘homologeert’ (goedkeurt), dan zijn ook de tegenstemmers hieraan gebonden.
Redelijke termijn
Schuldeisers moeten een ‘redelijke’ termijn krijgen om na te denken over het betalingsvoorstel. In die periode kunnen ze het voorstel bestuderen, overleggen met adviseurs en vragen stellen aan de schuldenaar. Een redelijke termijn bedraagt minimaal acht dagen maar dat geldt alleen als de urgentie groot is. In dit geval hanteerde de schuldenaar een termijn van acht dagen zonder de urgentie toe te lichten. Dat was te kort, vindt de rechtbank Oost-Brabant: schuldeisers waren kleine en middelgrote ondernemingen die niet zo snel het akkoord konden beoordelen. Ook waren er buitenlandse schuldeisers die ook meer tijd nodig hadden.
Financiële informatie
Die korte termijn was extra problematisch nu de rechtbank constateert dat de financiële informatie die de ondernemer verstrekte over haar zakelijke problemen ondermaats was. Ze gaf alleen informatie over het reilen en zeilen van het bedrijf over een heel korte periode. In zo’n situatie zijn de schuldeisers – die niet allemaal even deskundig waren op financieel en juridisch gebied – niet in staat een gedegen oordeel te geven over het aanbod, zeker in die korte periode. Overigens was de afwikkeling van het bedrijf veel complexer dan de ondernemer liet voorkomen.
Oorzaak financiële problemen
Als een ondernemer een aanbod aan schuldeisers doet, moeten de aard, omvang en oorzaken van de financiële problemen worden beschreven. Met deze informatie kunnen de schuldeisers inschatten of de totstandkoming van het akkoord noodzakelijk is om een dreigend faillissement af te wenden. De ondernemer liet weten dat de coronacrisis de oorzaak was van de problemen. Een van de (tegenstemmende) schuldeisers wees erop dat de oorzaak eerder lag in mismanagement. Ook de rechtbank spreekt van ‘misleiding’ door de ondernemer: haar bedrijf leed al vóór de coronacrisis een verlies van 5 miljoen euro. Door te weinig informatie te delen heeft de ondernemer niet voldaan aan de verplichtingen uit de Faillissementswet.
20-procent-regel
Ook het feit dat de MKB-schuldeisers minder dan 20 procent van hun vorderingen kregen, is niet correct. Dat is alleen toegestaan als de ondernemer een schriftelijke verklaring bij het akkoord voegt, waarin staat welke zwaarwegende grond er is om hen minder dan 20 procent te betalen. Dat was niet gebeurd. Met die 20 procent-regel wordt de MKB-schuldeiser een zekere mate van bescherming geboden en wordt voorkomen dat zij – vanwege de complexiteit van een akkoord – worden benadeeld.
Écht betalen
Tot slot had de ondernemer aannemelijk moeten maken dat zij de schuldeisers echt kan betalen zoals toegezegd in het aanbod. Daarover heeft de rechtbank allerlei twijfels.
Al deze tekortkomingen leiden ertoe dat de rechtbank het homologieakkoord niet goedkeurt.
Bekijk hier de gehele uitspraak.
Meer weten? Neem gerust contact op met Maarten van Ingen, Olaf Poorthuis of Willem-Jan Smits.