Misbruik van procesrecht door curator moet niet snel worden aangenomen

Misbruik van procesrecht door curator moet niet snel worden aangenomen

Een procespartij die ‘te lichtvaardig’ procedeert, maakt misbruik van procesrecht. In deze zaak werd een curator daarvan beschuldigd. Maar misbruik van procesrecht moet niet te snel worden aangenomen, stelt de rechtbank.

Nadat een BV in staat van faillissement is verklaard, stelt de curator de enige bestuurder aansprakelijk voor het boedeltekort. Hij heeft, aldus de curator, zijn taak als bestuurder onbehoorlijk vervuld. Zo zijn er voorafgaand aan het faillissement activa overgedragen, waardoor verhaalsmogelijkheden van de crediteuren zijn bemoeilijkt. Zelfs toen het faillissement al voorzienbaar was, heeft de BV aanzienlijke bedragen betaald aan partijen die direct aan het bestuur waren gelieerd. De curator dagvaardt de bestuurder bij de rechtbank Rotterdam.

Vrijwaring

De bestuurder stelt dat hij eerder een afspraak met de curator had gemaakt waardoor hij zou worden gevrijwaard, dus niet aansprakelijk zou worden gesteld. De curator zegt deze afspraak niet te kennen. De rechtbank hoort zes getuigen en ziet een schriftelijke verklaring in. Daaruit blijkt inderdaad dat die afspraak is gemaakt. De bestuurder mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de afspraak vrijwaring van eventuele (bestuurders)aansprakelijkheid inhield. De curator moet de proceskosten van de bestuurder vergoeden, die inmiddels € 24.669 bedragen.

Machtiging

Tegen dit oordeel gaat de curator in hoger beroep. Daarvoor heeft de curator een machtiging van de rechter-commissaris nodig, die deze verleent. Maar ook bij het gerechtshof (Den Haag) verliest de curator. De proceskosten van de bestuurder in hoger beroep bedragen € 16.280. De curator weigert dat de betalen. Vervolgens stelt de bestuurder de curator aansprakelijk voor diens schade, waaronder de proceskostenveroordelingen en kosten voor juridische bijstand, en stapt weer naar de rechtbank Rotterdam. De bestuurder vindt dat de curator een zorgvuldigheidsnorm heeft overtreden door te lichtvaardig tegen hem te procederen.

‘Gunstig uitpakken’

De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de curator zijn procesrecht heeft ‘misbruikt’ door ‘te lichtvaardig’ te procederen. Daar moet niet te snel vanuit worden gegaan, stelt de rechtbank. Het recht op toegang tot de rechter is immers gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM), en geldt ook voor curatoren. Van belang is of de curator in de procedure (bij de eerste rechtbank en bij het gerechtshof) zonder meer wist of behoorde te weten dat zijn zaak tegen de bestuurder geen kans van slagen had vanwege de afspraak over de vrijwaring, dus over de finale kwijting van de bestuurder ten opzichte van de boedel. Daarbij moet ook worden gekeken naar de stelling van de rechter-commissaris, die machtiging moest verlenen voor het hoger beroep. De rechter-commissaris achtte het bepaald niet ondenkbaar dat het hoger beroep voor de curator gunstig zou ‘uitpakken’ – zeker nu de curator zelf de afspraak over de vrijwaring bleef betwisten. Onder die omstandigheden was het niet onlogisch dat de curator in hoger beroep ging. Misbruik van procesrecht door de curator is volgens de rechtbank dan ook niet aangetoond.