10 mrt Gewijzigde stellingname in de rechtspraak bij het voortduren van de covidcrisis ten aanzien van de huurbetaling.
Eerst was het geen onvoorziene omstandigheid, maar nu moeten we de pijn delen?
Is er vanwege de coronacrisis sprake van een onvoorziene omstandigheid, waardoor een tijdelijke huurkorting gerechtvaardigd is? Volgens Mr. werd er in de eerste twintig gepubliceerde ‘huur en corona-uitspraken’ van rechtbanken vrijwel iedere keer geoordeeld dat de coronacrisis is aan te merken als een onvoorziene omstandigheid. Dit is door het gerechtshof Amsterdam in een kort geding bevestigd (ECLI:NL:GHAMS:2020:2604).
Het gerechtshof Amsterdam oordeelde “dat de coronacrisis gelet op haar omvang en de gevolgen voor de economie en de maatschappij, als een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW moet worden beschouwd.” Het hof stelde voorop dat er geen maatstaf bestaat voor welke huurkorting gerechtvaardigd is. Het oordeel van de kantonrechter dat de huurder 50% van de huurprijs dient te voldoen over de periode waarin het gehuurde in het geheel niet kon worden geëxploiteerd, werd bekrachtigd. Over de periode daarna dient de huurder een steeds verder oplopend percentage van de huurprijs te voldoen. Of de coronacrisis kan worden gekwalificeerd als een gebrek wordt besloten in de bodemprocedure.