Gerechtshof verduidelijkt aansprakelijkheid raad van toezicht

Gerechtshof verduidelijkt aansprakelijkheid raad van toezicht

Een man krijgt z’n geleende geld aan een stichting niet terug. Hij stelt zowel de raad van bestuur als (een lid van) de raad van toezicht aansprakelijk voor zijn schade. In de zaak beschrijft het gerechtshof hoever de aansprakelijkheid van de raad van toezicht reikt.

Een man leent geld aan een zorgstichting en voldoet daarmee een belastingschuld van de stichting. Later wordt de stichting op eigen aangifte failliet verklaard. Het faillissement is inmiddels afgewikkeld. Het geleende bedrag, in totaal € 286.388, is niet terugbetaald. De man verwijt twee bestuursleden onbehoorlijk bestuur en een lid van de raad van toezicht een onbehoorlijke taakvervulling als toezichthouder. Volgens de man hebben zij alle drie onrechtmatig gehandeld en zijn daarmee aansprakelijk voor de door hem geleden schade.

Interne en externe bestuursaansprakelijkheid

Nadat de rechtbank de vordering heeft afgewezen, tekent de man hoger beroep aan bij het gerechtshof. Het hof maakt een onderscheid tussen de interne bestuurdersaansprakelijkheid (van de raad van bestuur) en de externe bestuurdersaansprakelijkheid (van de raad van toezicht). In de wet staat dat elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden is tot een behoorlijke taakvervulling. Persoonlijke aansprakelijkheid is pas aan de orde als een bestuurder een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt.

Taken raad van toezicht

Geldt dat ook voor een lid van de raad van toezicht? Het hof wijst erop dat de taakvervulling en de aansprakelijkheid van de raad van toezicht van een stichting wettelijk niet zijn geregeld. Doorgaans staan de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht in de statuten. De raad van toezicht is niet zelf gehouden tot nakoming van de verplichtingen van de rechtspersoon waarop toezicht wordt uitgeoefend. De raad van toezicht moet zich laten inlichten, het bestuur adviseren en zo nodig ingrijpen. Daarbij mag de raad van toezicht in beginsel afgaan op de informatie die het bestuur verstrekt en uitgaan van de volledigheid en de juistheid daarvan. In bijzondere omstandigheden – zoals bij een slechte financiële situatie – moet de raad van toezicht het toezicht intensiveren, onder andere door aanvullende informatie te vragen, kritische vragen te stellen en dóór te vragen. Ook zal de raad van toezicht dan frequenter moeten vergaderen, afzonderlijk en met het bestuur.

In privé aansprakelijk

De leden van een raad van toezicht kunnen ook aansprakelijk zijn tegenover derden uit onrechtmatige daad – maar in beginsel zijn zij niet in privé aansprakelijk als een stichting doet wat uitsluitend de stichting kan worden toegerekend. Maar dat is weer anders als deze leden persoonlijk een toe te rekenen onrechtmatige daad plegen. Daarvoor is weer nodig dat hen een voldoende ernstig persoonlijk verwijt van onbehoorlijk handelen (lees: slecht toezicht) kan worden gemaakt.

Geen onvoldoende toezicht

Wat betekent dit voor deze zaak? Na een uitgebreide analyse komt het gerechtshof tot het oordeel dat de aansprakelijkheid van het bestuur niet is komen vast te staan. De bestuursleden gaan dus vrijuit. Daarmee is ook de aansprakelijkheid van het lid van de raad van toezicht, dat door de geldlener is aangesproken, duidelijk: omdat de bestuursleden geen onbehoorlijk bestuur valt te verwijten, kan dit lid van de raad van toezicht ook niet worden verweten dat hij als toezichthouder onvoldoende toezicht heeft gehouden. Ook dit lid van de raad van toezicht is – zo oordeelt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden – niet aansprakelijk voor de schade die de man, die het geld aan de stichting heeft geleend, heeft geleden.