Dubbele rol aanvrager faillissement: misbruik van bevoegdheid

Dubbele rol aanvrager faillissement: misbruik van bevoegdheid

Zelfs al is voldaan aan de wettelijke eisen om een vennootschap failliet te laten verklaren, dan nog kan de rechtbank dit afwijzen. Bijvoorbeeld als sprake is van ‘misbruik van bevoegdheid’, zoals bij deze huisartsenpraktijk.

Twee broers voeren samen in een huurpand een huisartsenpraktijk. Beiden zijn voor 50% (indirect) aandeelhouder. Door een onderling conflict is de praktijk niet meer actief. Het enige dat nog gebeurt is dat een van de broers, die enig (indirect) bestuurder is, de bedrijfsruimte onderverhuurt. De broers en hun vennootschappen zijn de enige schuldeisers van de huisartsenpraktijk. Zij stellen dat de praktijk de rekeningen niet meer kan betalen. De bestuurder vraagt, met een andere vennootschap waarvan hij ook bestuurder is, het faillissement van de praktijk aan.

Vorderingsrecht

In principe kan het faillissement worden uitgesproken omdat het voldoet aan de wettelijke eisen: er bestaat ten tijde van de faillissementsaanvraag een vorderingsrecht van de aanvragende schuldeiser, er zijn andere schuldeisers en de praktijk betaalt de rekeningen niet meer. Toch wijst de rechtbank de aanvraag af: de bestuurder maakt met de aanvraag misbruik van zijn bevoegdheid.

Misbruik van bevoegdheid

Er is sprake van misbruik van bevoegdheid als de aanvrager naar redelijkheid niet tot de uitoefening van zijn bevoegdheid om het faillissement aan te vragen had kunnen komen. Daarvan is sprake als het belang van de uitoefening niet in verhouding staat tot het belang dat daardoor wordt geschaad. Die situatie kan zich voordoen als de aanvrager van het faillissement op het moment van de aanvraag weet of behoort te weten dat de boedel leeg is en geen voldoende gerechtvaardigd belang bij de aanvraag heeft. Dat geldt zeker als er alternatieven zijn om van de huisartsenpraktijk af te komen.

Dubbele rol

Deze praktijk had nog inkomsten uit de onderverhuur. Maar dat geld moest de bestuurder steeds voorschieten en daarna doorbetalen aan de hoofdverhuurder. De bestuurder had bij de faillissementsaanvraag geen ander belang dan ‘dat hij er klaar mee is om de huur steeds te moeten voorschieten en hij wil dat de curator het huurprobleem oplost’, zoals hij zelf zei. Hij had zelf aangegeven dat de boedel nagenoeg leeg is en dat er geen baten te verwachten zijn. De rechtbank vindt een onderzoek naar het (te verwachten) vermogen van de huisartsenpraktijk door een curator, gelet op de dubbele rol van de bestuurder, zinloos. Het faillissementsverzoek lijkt daarmee feitelijk op een eigen aangifte. Nu de broers met hun vennootschappen de enige schuldeisers zijn, is het faillissementsverzoek uitsluitend bedoeld om hun onderlinge onenigheid door een curator te laten oplossen, zodat zij gemakkelijk van de huurovereenkomst af kunnen. Daarvoor is een faillissement echter niet bedoeld, stelt de rechtbank. Voor de bestuurder was er een alternatief: met een turboliquidatie had hij – al dan niet na vereffening van het vermogen – de rechtspersoon kunnen beëindigen.

Lege boedel

De bestuurder mag dan wel een (persoonlijk) belang hebben om het faillissement aan te vragen maar dat verhoudt zich niet tot het belang van de curator om verschoond te blijven van het feit dat hij allerlei onderzoekskosten (waaronder zijn salaris) niet kan verhalen op de boedel, omdat die leeg is – wat de aanvrager wist. Door het faillissement van de huisartsenpraktijk desondanks aan te vragen heeft de bestuurder misbruik gemaakt van zijn bevoegdheid. De rechtbank wijst het faillissementsverzoek daarom af.