Faillissement veroorzaakt door coronacrisis? Dat moet het bedrijf wel aantonen

Watsonlaw_coronacrisis_faillissement

Faillissement veroorzaakt door coronacrisis? Dat moet het bedrijf wel aantonen

Na de coronapandemie zijn meerdere bedrijven failliet gegaan. Maar waren die faillissementen ook veroorzaakt door de coronacirsis? Over zo’n zaak moest de rechtbank Midden-Nederland onlangs oordelen.

Een bedrijf dat personeel uitleent aan een restaurant wordt failliet verklaard. Als de curator vervolgens de administratie opvraagt, krijgt hij die niet. Ook zijn er geen jaarrekeningen gedeponeerd. Daarmee heeft het bureau de administratie- en publicatieplicht geschonden. Maar er was meer mis: de gefailleerde voldeed ook niet aan de inlichtingen- en medewerkingsplicht, ging bewust schulden aan die hij niet van plan was terug te betalen, fraudeerde met voorschotten die het detacheringsbureau kreeg op grond van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid en bevoordeelde zichzelf boven andere schuldeisers door zichzelf loon te betalen uit die voorschotten. Hij droeg op enig moment het bestuur over aan een ander, maar bleef de macht uitoefenen, en is daarmee de ‘feitelijk beleidsbepaler’. Die is aansprakelijk voor het boedeltekort.

Wettelijk vermoeden

Op grond van de Faillissementswet kan de curator iedere bestuurder (hoofdelijk) aansprakelijk stellen voor het boedeltekort als het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld. De curator moet dan aannemelijk maken dat dit onbehoorlijke bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Uitgangspunt is een ‘wettelijk vermoeden’: is niet voldaan aan de administratie- en publicatieplicht, dan heeft het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk vervuld en wordt vermoed dat dit het faillissement heeft veroorzaakt. Het bestuur kan dit vermoeden weerleggen door aan te tonen dat het faillissement een andere oorzaak had.

Onverschuldigde betaling

In deze zaak vordert de curator bij de rechtbank Midden-Nederland een voorschot op het boedeltekort, en hij wil dat de bestuurder ook nog eens € 42.463 terugbetaalt aan de faillissementsboedel: dit bedrag zou het detacheringsbureau onverschuldigd aan hem hebben betaald. Volgens de bestuurder is de administratie overgedragen aan zijn accountant, die ook de jaarrekeningen zou opstellen – maar dat vervolgens niet deed. Het was juist de coronapandemie die het faillissement heeft veroorzaakt.

Coronapandemie

Dat het faillissement kwam door de coronapandemie, gaat er bij de rechtbank niet in. Daarvoor draagt het detacheringsbureau onvoldoende specifieke feiten en omstandigheden aan. Al voor de uitbraak van het coronavirus liepen de schulden op tot ruim € 40.000, ontstaan door verkeersboetes en wegenbelasting – voor auto’s die de bestuurder in privé gebruikte. Ook gaf de bestuurder niet aan dat het beter zou gaan met het bureau als de pandemie niet zou zijn uitgebroken. Hij had moeten toelichten waarom andere bedrijven in deze branche de coronacrisis wel konden overleven en zijn detacheringsbureau juist niet. Volgens de rechtbank is de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak geweest van het faillissement, en is de bestuurder als feitelijk beleidsbepaler aansprakelijk voor het boedeltekort. De hoogte daarvan moet nog worden bepaald. Wel moet de bestuurder nu al een voorschot van zes ton betalen.

Bestuursverbod

Wat ook vaststaat is dat vanaf de bankrekening van het detacheringsbureau meerdere overboekingen zijn gedaan naar de bankrekening van de feitelijke beleidsbepaler, die als enige toegang had tot deze bankrekening. Daarmee staat vast dat hij deze betalingen aan zichzelf heeft gedaan. Die waren onverschuldigd omdat er geen overeenkomst was op basis waarvan het bureau deze bedragen moest betalen. Zelf kon hij deze betalingen niet goed uitleggen. Dat bedrag moet hij aan de boedel terugbetalen. De rechtbank legt hem ook een bestuursverbod op voor vijf jaar.