15 feb Rente over boedelschuld wordt ook als boedelschuld gezien
Een huurder die failliet was gegaan had een grote huurachterstand. Maar valt de rente hierover ook in de boedelschuld? De Hoge Raad oordeelde[CW1] onlangs dat dit het geval is.
Bij de verhuur van een bedrijfs- en kantoorruimte wordt afgesproken dat de huurder, wanneer deze de huur niet tijdig (op de vervaldag) betaalt, aan de verhuurder een direct opeisbare boete moet betalen van 2 procent van het verschuldigde bedrag per kalendermaand. Als de huurder failliet gaat, loopt de huurovereenkomst nog enkele maanden door, totdat de curatoren dit opzeggen. De verhuurder heeft dan nog € 583.834 tegoed – de ‘huurboedelschuld’. De verhuurder wil niet alleen dit bedrag, maar ook de overeengekomen contractuele rente over de laatste, niet betaalde maanden. De kantonrechter wijst dat echter af, omdat deze rente niet onder de boedelschuld zou vallen.
Strikte lezing van de wet
In hoger beroep vordert de verhuurder dat voor recht wordt verklaard dat de rente over de boedelvorderingen zelf ook als boedelschuld moet worden gekwalificeerd. Dat wijst het gerechtshof Den Haag af, want uit criteria die de Hoge Raad eerder heeft ontwikkeld over wat boedelschulden zijn, blijkt dat de wet voorschrijft dat de huur over de boedelperiode een boedelschuld vormt, maar dat geldt niet voor de boete of rente die verschuldigd is als de huurschuld niet wordt betaald. De verhuurder is het niet eens met deze strikte lezing van de wet en legt de zaak voor aan de Hoge Raad. Die deed 24 december 2021 uitspraak.
Boedelvordering
De Hoge Raad oordeelde: in de Faillissementswet staat dat vanaf de aanvang van de surseance en gedurende het daaropvolgende faillissement de huurprijs boedelschuld is. De verhuurder heeft een onmiddellijke aanspraak op de boedel en kan deze buiten het faillissement om tegen de curator geldend maken. Als de curator de boedelvordering niet betaalt en de schuldeiser (verhuurder) recht heeft op schadevergoeding in de vorm van wettelijke (handels)rente (zo was overeengekomen met de huurder), brengt de aard van een boedelvordering mee dat ook de met-de-boedelvordering-verbonden verplichting tot betaling van deze rente moet worden aangemerkt als boedelschuld.
Vertragingsrente
Maar welke rente moet dan worden aangehouden? De wettelijke rente of een contractuele vertragingsrente die daarvan afwijkt? De Hoge Raad oordeelde zo: als de huurovereenkomst een contractuele regeling voor de vertragingsrente bevat, en de curator deze overeenkomst wil voortzetten, is de verplichting tot betaling van deze rente (evenals de huurprijs) een boedelschuld. Immers, ook tijdens de opzeggingsperiode geldt de huurovereenkomst, en daarin staat welke vertragingsrente van kracht is. Volgens de Hoge Raad valt niet goed in te zien waarom over de opzeggingsperiode een andere rente zou gelden dan in de huurovereenkomst is neergelegd. Omdat uit de wet volgt dat de huurprijs ook tijdens de opzeggingsperiode boedelschuld is, moet de vertragingsrente over deze schuld eveneens als boedelschuld worden aangemerkt.
Contractuele rente is boedelschuld
Kortom, indien in de huurovereenkomst in afwijking van de wettelijke rente een contractuele vertragingsrente is opgenomen en er verzuim is met betrekking tot de betaling van de huurprijs, is deze contractuele vertragingsrente als boedelschuld verschuldigd.