Nederlandse bedrijven maken meer kans op overheidsopdrachten buiten EU

Internationaal_aanbestedingsinstrument

Nederlandse bedrijven maken meer kans op overheidsopdrachten buiten EU

De kans dat Nederlandse bedrijven overheidsopdrachten buiten de Europese Unie binnenhalen is met het Internationaal Aanbestedingsinstrument toegenomen. Met dit instrument, dat eind augustus in werking is getreden, moeten EU-ondernemers evenveel kans maken op een opdracht als niet-EU-bedrijven.

Met het Internationaal Aanbestedingsinstrument wordt een gelijker speelveld gecreëerd. Als de Europese Commissie vermoedt dat landen buiten de EU (‘derde landen’) bij aanbestedingen beperkingen opleggen aan EU-bedrijven, gaat de Commissie met dit land in gesprek. De bedoeling is dat belemmeringen worden weggenomen.

Scoreopslag

Lukt dat niet, dan kan de Commissie het bedrijven uit zo’n derde land moeilijker maken om een overheidsaanbesteding in de EU te winnen. Het Internationaal Aanbestedingsinstrument (International Procurement Instrument, IPI) zorgt ervoor dat provincies, waterschappen en het Rijk bij hun aanbesteding een fictieve scoreopslag opleggen op inschrijvingen uit het derde land. Daarmee wordt het aanbod van een bedrijf uit het derde land onaantrekkelijker dan de inschrijvingen van EU-bedrijven die dezelfde opdracht willen gaan uitvoeren. In bepaalde gevallen kan de EU ook besluiten om bedrijven uit het derde land uit te sluiten van aanbestedingen.

Stok achter de deur

‘Nederlandse bedrijven moeten net zo goed kans maken op buitenlandse overheidsopdrachten, als buitenlandse bedrijven bij ons mee mogen doen’, zegt minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat. Het aanbestedingsinstrument ziet zij als een ‘stevige stok achter de deur’.

Aanbestedingswet

In de komende periode wordt hiervoor de Aanbestedingswet gewijzigd: aanbestedende diensten moeten het instrument verplicht toepassen. Ook werkt de overheid aan voorlichtingsmateriaal zodat aanbestedende diensten en ondernemers weten wat concreet van hen wordt verwacht.