De WHOA als schijnoplossing?

De WHOA als schijnoplossing?

Recentelijk heeft de Tweede Kamer de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) goedgekeurd. De WHOA ziet op een wijziging van de Faillissementswet en strekt ertoe een regeling in te voeren op basis waarvan de rechtbank een onderhands akkoord kan goedkeuren dat is gesloten tussen een onderneming, haar schuldeisers alsmede haar aandeelhouders en betrekking heeft op het herstructureren en saneren van de schuldenlast van de onderneming. De WHOA zou een surseance van betaling of het faillissement kunnen voorkomen van ondernemingen die een te zware schuldenlast of te hoge structurele kosten hebben.

Zodra de rechtbank het akkoord goedkeurt (homologeert), zijn alle schuldeisers daaraan gebonden; dus ook degene(n) die tegen het akkoord hebben gestemd. Vandaar dat het onderhandse akkoord ook wel een dwangakkoord wordt genoemd. De WHOA lijkt op de dwangakkoord-regeling zoals we die al kennen in het faillissement, maar door middel van de WHOA is het nu ook mogelijk om een dergelijk dwangakkoord buiten faillissement aan te bieden.

Over het wetsvoorstel WHOA is lang gedebatteerd, maar in verband met de huidige coronacrisis waar veel ondernemers onder gebukt gaan, is door insolventiejuristen geopperd om de WHOA versneld in te voeren. Dat heeft soelaas geboden. De vraag is alleen of de WHOA wel echt uitkomst kan bieden voor ondernemingen in financiële nood.

De WHOA als uitkomst voor alle betrokken partijen?

Voorstanders voeren aan dat door middel van een dwangakkoord veel faillissementen kunnen worden voorkomen. De WHOA maakt herstructurering alsmede sanering van de schuldenlast immers mogelijk zonder dat alle schuldeisers met het akkoord behoeven in te stemmen. Voor een succesvol buitengerechtelijk akkoord was dat tot voor kort wel nodig.

Aandeelhouders en crediteuren worden weliswaar gekort, maar zijn in principe niet slechter af dan wanneer de desbetreffende onderneming in staat van faillissement zou zijn verklaard. De gedachte is dat de economie minder schade zal lijden en werkgelegenheid kan worden behouden. Zoals minister Dekker overwoog: ‘’Als er nog iets van een toekomst zit in een bedrijf, dan is herstructureren beter voor alle partijen. De te verdelen taart is klein bij een faillissement. Dus een faillissement voorkomen, is waarde creëren.” Een win-win situatie toch?

Niet helemaal. Met name de kleine ondernemers c.q. kleine schuldeisers worden uit het oog verloren. Zij worden door de WHOA in een zwakke positie gepositioneerd. Kleine schuldeisers moeten het namelijk afleggen tegen grote schuldeisers zoals banken en andere financiers. Aangezien het dwangakkoord door de invoering van de WHOA kan worden aangenomen tegen de zin van kleinere schuldeisers, kunnen zij in veel gevallen fluiten naar hun geld. Toepassing van de WHOA kan een soort domino-effect veroorzaken: indien grote schuldeisers in verband met de slechte financiële positie van hun schuldenaar een beroep doen op de wet, komen de kleine schuldeisers weer in de problemen. En dit alles, juist in de tijd dat het MKB het zwaar heeft. Weliswaar zijn kleine schuldeisers bij een faillissement ook dikwijls de dupe, maar het was wenselijk geweest als de WHOA meer op hun positie had ingespeeld.

Bovendien biedt de wet geen oplossing voor het feit dat een onderneming in zwaar weer dikwijls ook iets dient te doen aan de lopende loonkosten. In het merendeel van de gevallen zal een onderneming in financiële nood namelijk een deel van het personeel dienen te ontslaan en/of wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden dienen door te voeren teneinde de onderneming weer financieel gezond te maken. Dergelijke veranderingen zijn echter kostbaar en zijn niet in de WHOA meegenomen. Dat kan tot gevolg hebben dat het akkoord niet tot de gewenste situatie zal leiden.

Tot slot dient te worden opgemerkt dat er ook op dit moment al oplossingen zijn om een moeilijke periode te kunnen overbruggen. Om liquiditeitsproblemen als gevolg van de coronacrisis op te lossen, kan bijvoorbeeld (weliswaar op een bezwaarlijkere manier) een buitengerechtelijk akkoord worden aangeboden of kan het bankkrediet tijdelijk worden verruimd. Daarnaast kan in sommige gevallen aanspraak worden gemaakt op extra tegemoetkomingen.

Conclusie

Kortom, snellere invoering van de WHOA om ‘de economie te redden’, houdt eigenlijk meer het redden van de grootste bedrijven in. De kleine ondernemers die achter een groot faillissement schuilen lijken te worden vergeten, en dreigen de dupe te worden. Een oplossing is geen oplossing op de lange termijn indien zij een domino-effect veroorzaakt; het is dan slechts een schijnoplossing voor de korte termijn.