10 mrt Betalingen na faillietverklaring: soms is het toegestaan
Na faillietverklaring mag een bedrijf geen betalingen meer doen. Gebeurt dat toch, dan kan de curator dat bedrag terugvorderen, zo luidt de hoofdregel. Maar dat gaat niet altijd op: soms kan de curator niks meer doen
Een groothandel in boeketten wordt failliet verklaard. Een dag later wordt vanaf de bankrekening een automatische incasso uitgevoerd van € 4.518, dat bedrag gaat naar een coöperatie die bedrijfsruimte had verhuurd aan de groothandel. Op het moment van de faillietverklaring vertoonde de bankrekening een negatief saldo. Stornering was volgens de bank niet meer mogelijk. De curator wil dat de ontvanger het hele bedrag terugstort.
Fixatiebeginsel
Bij de kantonrechter Den Haag krijgt de curator echter geen gelijk, wel bij het gerechtshof Den Haag. In de Faillissementswet staat dat een schuldenaar (de groothandel) door de faillietverklaring de beschikking en het beheer over zijn vermogen verliest vanaf de dag (te rekenen vanaf 00.00 uur) waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken. Dit heet het fixatiebeginsel: de rechtspositie van alle bij de boedel betrokkenen wordt door het intreden van het faillissement onveranderlijk. Zowel de goederen en banksaldi van de schuldenaar als de hoogte en voorrang van de vorderingen worden ‘gefixeerd’.
Onverschuldigd betaald
De groothandel was dus niet bevoegd deze girale betaling te doen. Ook een opdrachtnemer van de groothandel, zoals de bank, mag geen betalingsbetalingsopdrachten meer uitvoeren, ook niet via een automatische incasso. Gebeurt dat toch, dan kan de curator het bedrag als onverschuldigd betaald terugvorderen. Tegen die uitspraak tekende de coöperatie, die het bedrag had ontvangen, cassatie aan bij de Hoge Raad. Die wees 28 januari 2022 arrest.
Terugvorderen
De Hoge Raad benadrukt dat het fixatiebeginsel de schuldeisers moet beschermen, zowel tegen een vermindering van de activa (bezittingen) dat voor verdeling onder hen beschikbaar is, als tegen een vermeerdering van de passiva (schulden) van de boedel waardoor de uitkering in het faillissement voor schuldeisers lager wordt. Als na het intreden van de faillietverklaring aan een schuldeiser is betaald, kan de curator dat bedrag terugvorderen, maar alleen als door die betaling de activa zijn verminderd of de passiva zijn vermeerderd.
Niet aansprakelijk
Echter, in dit geval heeft de betaling door de groothandel niet geleid tot een vermindering van het actief van de boedel: de bankrekening had bij het intreden van het faillissement immers een negatief saldo. Ook heeft de betaling niet geresulteerd in een vermeerdering van het passief van de boedel. Weliswaar is door de betaling de schuld van de groothandel bij zijn bank toegenomen, maar daarvoor is de boedel niet aansprakelijk: de boedel is door die betaling niet gebaat. De curator beroept zich ten onrechte op het fixatiebeginsel, aldus de Hoge Raad.
Maar zijn de schuldeisers dan niet benadeeld en is de paritas creditorum (gelijkheid onder schuldeisers) niet doorbroken, omdat de coöperatie geld heeft gekregen en andere schuldeisers niet? Nee, want de betaling van de groothandel aan de coöperatie heeft niet plaatsgevonden uit de bezittingen binnen de boedel. Van een ontoelaatbare doorbreking van de paritas creditorum is dan ook geen sprake. Kortom, oordeelt de Hoge Raad: de kantonrechter had in eerste instantie gelijk, de curator kan het bedrag dat is betaald vanaf de bankrekening van de groothandel niet terugvorderen.