Immateriële schade bij onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens

Immateriële schade bij onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens

Heeft een schending van de AVG geen financiële schade berokkend, maar wel voor angst, stress, vernedering of ander emotioneel leed gezorgd? Schadevergoeding voor niet-financiële schade is mogelijk, maar het bestaan en de omvang van zulke schade moet wel worden aangetoond.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft deze lente antwoord gegeven op de vraag of  mensen een vergoeding kunnen krijgen voor immateriële (niet-financiële) schade die voortvloeit uit een onjuiste omgang met hun persoonsgegevens. In Oostenrijk voelde een man zich ‘geërgerd’, ‘boos’ en ‘beledigd’ toen hij door een algoritme onterecht werd gelinkt aan een bepaalde politieke partij. Hij eiste schadevergoeding van het bedrijf dat het algoritme gebruikte. Maar biedt de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) wel ruimte voor een schadevergoeding in geld, als de negatieve gevolgen van een schending voor de betrokkene niet financieel van aard waren?

Eindelijk duidelijkheid

Rechtbanken in Nederland gingen er al vanuit dat de AVG mogelijkheid biedt tot het toewijzen van een financiële vergoeding bij immateriële schade, maar het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) had zich daar nog niet over uitgelaten. In een arrest van 4 mei 2023 heeft het HvJ EU buiten twijfel gesteld dat immateriële schade door een schending van de AVG tot een financiële vergoeding kan leiden. Maar dan moet er wel aan bepaalde voorwaarden voldaan zijn.

De casus

De zaak die aanleiding gaf tot de uitspraak ging over Österreichische Post. Dat is in de eerste plaats uiteraard de landelijke postdienst van Oostenrijk. De organisatie verdient echter ook een deel van haar geld met de handel in adressen, waarvoor ze die adressen met gebruik van een algoritme onderverdeelt in ‘doelgroepen’. Een man werd door het algoritme van Österreichische Post gelinkt aan een bepaalde politieke partij. Hij heeft echter nooit toestemming gegeven om zich door een algoritme in doelgroepen te laten indelen en het feit dat hem een affiniteit voor deze politieke partij wordt toegeschreven vindt hij beledigend. Hij voelt zich voor schut gezet en beschouwt de negatieve emoties die hij hierover voelt als immateriële schade. Hij vordert voor zijn emotionele schade een vergoeding (‘smartengeld’) van € 1.000.

De plaatselijke rechtbank oordeelt dat de verwerking van de persoonsgegevens van de man inderdaad een schending van de AVG was en dat Österreichische Post daarmee moet stoppen, maar ze wijst het verzoek om een schadevergoeding af. De rechtbank overweegt dat er volgens het Oostenrijkse recht bij emotionele schade een minimale drempel van ernstigheid moet zijn overschreden, voordat er sprake kan zijn van immateriële schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De man gaat in hoger beroep.

Prejudiciële vraag

In het hoger beroep moet het Oostenrijkse gerechtshof de AVG interpreteren, om antwoord te kunnen geven op de vraag of iemand altijd recht heeft op schadevergoeding bij schending van zijn AVG-rechten, ook als er geen financiële schade is opgetreden en de gestelde emotionele schade niet zo ernstig lijkt te zijn. Als een rechter in een lidstaat twijfelt over de juiste interpretatie van een EU-verordening zoals de AVG, is het voor die rechter mogelijk om de vraag eerst aan het Hof van Justitie van de EU voor te leggen, alvorens zelf een beslissing te nemen. In deze zaak heeft het Oostenrijkse gerechtshof dat gedaan.

Het uitgangspunt: immateriële schade is vergoedbare schade

Bij het beantwoorden van de vragen van het Oostenrijkse gerechtshof overweegt het HvJ EU dat onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens allerlei nadelige gevolgen kan hebben: discriminatie, identiteitsdiefstal of fraude, besmeuring van iemands reputatie, et cetera. Dat kan soms leiden tot materiële schade, maar ook tot immateriële schade. Op grond van de AVG heeft iedereen die schade lijdt door een inbreuk op de verordening, het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke daarvoor schadevergoeding te ontvangen. Oók als er alleen sprake is van immateriële schade. Wel moet er daadwerkelijk schade zijn geleden en moet er een duidelijke relatie (‘causaliteit’) bestaan tussen inbreuk en schade. Kortom: een inbreuk op de AVG geeft niet automatisch recht op een financiële vergoeding.

Geen ‘drempel van ernst’

Het goede nieuws voor de man is dus dat de AVG volgens het HvJ EU ruimte biedt voor een immateriële schadevergoeding: het begrip schade wordt ruim uitgelegd, dus ook immateriële schade komt in principe in aanmerking voor vergoeding. Het Hof van Justitie van de EU heeft ook duidelijk gemaakt dat lidstaten daarbij geenondergrens mogen stellen aan de ernst van de geleden schade. Alle schade die voortvloeit uit een schending van de AVG moet worden vergoed, ook als het maar om een kleine schade gaat.

Bewijs en omvang van de schade

Het bovenstaande neemt niet weg dat een betrokkene die schadevergoeding wil, wel zal moeten onderbouwen dát er daadwerkelijk immateriële schade is opgetreden. Ook zal de betrokkene de rechter voldoende aanknopingspunten moeten geven om de financiële waarde daarvan te kunnen bepalen. Iedere lidstaat mag zelf in zijn eigen wetgeving bepalen hoe de rechter de financiële waarde van een immateriële schade moet begroten.

Verdere behandeling van de zaak-Österreichische Post

Wat betekent het arrest van het Hof van Justitie van de EU voor de man die de zaak tegen Österreichische Post begonnen is? Het Oostenrijkse gerechtshof zal de zaak nu verder gaan behandelen, rekening houdend met de uitleg die het Hof van Justitie aan de AVG heeft gegeven. Als de man het Oostenrijkse gerechtshof kan overtuigen dat hij in ieder geval enige immateriële schade heeft geleden door de doelgroepindeling van Österreichische Post, zou het dus kunnen dat de man alsnog een schadevergoeding krijgt. Ook al is die misschien maar heel klein.

Hoe werkt dit in Nederland?

Door Nederlandse rechters werd er vóór deze uitspraak van het HvJ EU al vanuit gegaan dat immateriële schadevergoeding bij AVG-schendingen mogelijk is, maar de betrokkene zal moeten onderbouwen dat er daadwerkelijk sprake is van schade en zal inzicht moeten geven in de omvang daarvan.

Geïnspireerd door het EBI-arrest van de Hoge Raad gaan Nederlandse rechters er daarbij vanuit dat het bestaan van immateriële schade makkelijker mag worden aangenomen naarmate de schending van de AVG ernstiger is (bijvoorbeeld: als het gaat om erg gevoelige gegevens, of als de gegevens bij een zeer ongewenste ontvanger terechtkomen). Bij lichtere schendingen – waarbij het minder voor de hand ligt dat daar psychische schade of grote stress door is veroorzaakt – is in Nederland een schadevergoeding niet per definitie onmogelijk, maar worden er wel hogere eisen gesteld aan de onderbouwing van het bestaan van daadwerkelijke schade.

In Nederland geldt er dus geen formele ‘drempel van ernst’ om het recht op een schadevergoeding te ontsluiten, maar de ernstigheid van de AVG-schending kan wel een rol spelen in de moeite die een betrokkene moet doen bij het leveren van bewijs voor het bestaan van schade. Deze Nederlandse benadering is – naar de letter bezien – verenigbaar met de uitspraak in de zaak-Österreichische Post. De AVG is echter pas 5 jaar in gebruik, en er zijn nog niet zo heel veel zaken gevoerd over immateriële schadevergoedingen voor AVG-schendingen. De tijd zal uitwijzen of de Nederlandse benadering, waarbij de bewijsdrempel voor de betrokkene hoger is bij een minder ernstige schending, in de praktijk niet toch neerkomt op een de facto ‘drempel van ernst’.

Wel een ‘drempel van ernst’ voor de verwerkingsverantwoordelijke?

Het EBI-arrest van de Hoge Raad ging niet over een AVG-schending, maar over een gedetineerde die ten onrechte een jaar in het zwaarste gevangenisregime van Nederland had gezeten. In die uitspraak overwoog de Hoge Raad onder meer dat een schending van iemands rechten in sommige gevallen zó ernstig kan zijn, dat reeds uit de aard en ernst van de schending zelf voortvloeit dat er immateriële schade aanwezig mag worden verondersteld. De bewijsdrempel voor het bestaan van de schade is dan dus zó laag, dat er feitelijk geen aanvullende onderbouwing van de schade hoeft te worden aangevoerd. De schending zelf ‘bewijst’ de schade.

Er is tot op heden één geval bekend waarin een Nederlandse rechter deze mogelijkheid uit het EBI-arrest heeft toegepast op een AVG-schending. Het betrof een zaak waarin een secretariaatsmedewerker van een ziekenhuis veelvuldig zonder reden in het medische dossier van een patiënt had rondgeneusd en de informatie daaruit in een wraakroman had verwerkt (Rechtbank Zeeland-West Brabant, 21-09-2022). Deze medewerker kon meer dan eens onterecht in het dossier van de patiënt kijken, omdat het ziekenhuis weliswaar een logboek bijhield van dossier-raadplegingen, maar dat logboek slechts steekproefsgewijs controleerde. Het onrechtmatige gedrag van de medewerker was daardoor onopgemerkt gebleven. Ook had het ziekenhuis de patiënt niet erg goed geholpen om de publicatie van de wraakroman te verhinderen.

De rechtbank heeft in deze zaak het bestaan van immateriële schade bij de patiënt aangenomen op grond van de aard en ernst van de schending, zonder dat aanvullende onderbouwing nodig was. Formeel heeft de rechter nog steeds overwogen dat een AVG-schending niet automatisch recht geeft op een vergoeding, maar dat eerst moet komen vaststaan dat er schade is geleden; doch in de praktijk werd het bestaan van de schade rechtstreeks uit het bestaan van de schending afgeleid.

Men kan zich afvragen of deze ‘grote stappen, snel thuis’-benadering wel verenigbaar is met rechtsoverwegingen 28 t/m 42 en overweging 50 uit het Österreichische Post-arrest. Wellicht komt die vraag in toekomstige zaken nog eens aan de orde.

Vragen?

Wilt u meer weten, of van gedachten wisselen over schadevergoeding bij AVG-schendingen? Bel of mail met Inge Lakwijk: 088-440 2200 of i.lakwijk@watsonlaw.nl